De meeste bedrijven maken gebruik van meer dan 1 IT-systeem. Het gebruik van verschillende systemen, voor verschillende taken, is dan ook een gangbare praktijk. Maar naarmate de standaardfuncties van een systeem uitbreiden, kan dit leiden tot een onsamenhangende set van systemen, waarbij in de verschillende systemen hetzelfde type data wordt opgeslagen, zonder dat deze systemen die gegevens onderling delen. De logische oplossing hiervoor is een koppeling tussen deze systemen. Geïntegreerde systemen zorgen voor nauwkeurigere en betrouwbaardere gegevens. Gegevens worden gelijktijdig in alle systemen bijgewerkt, zodat alle afdelingen op één lijn blijven.
We spreken van systeemintegratie wanneer verschillende (soft- en/of hardware) systemen worden samengevoegd tot één samenhangende infrastructuur, waardoor alle onderdelen als één geheel kunnen werken.
Er zijn verschillende manieren om systemen te koppelen. Application Programming Interfaces (API’s) zijn de meest gebruikelijke en eenvoudige manier om twee systemen met elkaar te verbinden. De meeste webgebaseerde platformen (van sociale media tot accounting systemen) bouwen externe API’s zodat gebruikers eenvoudig met hun systemen kunnen koppelen. Webhooks, ook wel HTTP-callbacks genoemd, zijn realtime berichten die door een systeem naar een ander systeem worden verzonden wanneer een bepaalde gebeurtenis (event) plaatsvindt. Gedistribueerde systemen, toepassingen, services en apparaten worden traditioneel ook via middleware gekoppeld.
SAMENGEVAT
De meeste bedrijven maken gebruik van meer dan 1 IT-systeem. Het gebruik van verschillende systemen, voor verschillende taken, is dan ook een gangbare praktijk. Maar naarmate de standaardfuncties van een systeem uitbreiden, kan dit leiden tot een onsamenhangende set van systemen, waarbij in de verschillende systemen hetzelfde type data wordt opgeslagen, zonder dat deze systemen…
EMAKERS biedt systeemintegratie voor de platformen Shopify, Shopware, WordPress, Woocommerce en Exact Online.
Systeemintegratie kan via verschillende architectuurmodellen worden gerealiseerd, ieder met zijn eigen voor- en nadelen. Veelgebruikte vormen zijn de point-to-point-integratie (P2P) en het hub-and-spoke-model.
In een Point-to-point-integratie (P2P) worden systemen rechtstreeks met elkaar verbonden. Dit kan worden gerealiseerd via API’s, webhooks of specifieke code. Bij een point-to-point-verbinding worden gegevens uit het ene systeem gehaald, gewijzigd of geformatteerd en vervolgens naar een ander systeem verzonden. Elke toepassing implementeert alle logica voor gegevensvertaling, transformatie en routering, rekening houdend met de protocollen en ondersteunde gegevensmodellen van andere geïntegreerde componenten. Wanneer u slechts van een beperkt aantal systemen gebruik maakt kan u op deze wijze snel een kleinschalig geïntegreerd systeem bouwen. Wanneer het aantal systemen groeit, is dit echter een moeilijk te schalen model.
Het hub-and-spoke-model is een geavanceerde integratiearchitectuur die de verbindingen tussen systemen afhandelt met een centrale hub (een message broker) en de systemen dus niet rechtstreeks met elkaar communiceren. De hub is een berichtgeoriënteerde middleware met een gecentraliseerde integratie om bewerkingen in één enkele canonieke taal te vertalen en berichten naar de juiste bestemmingen te routeren. Middels zogenaamde adapters is de hub verbonden met de afzonderlijke systemen. Dit type systeem is goed schaalbaar omdat de afzonderlijke systemen alleen maar een verbinding met de centrale hub nodig hebben. De infrastructuur kent wel een hoge afhankelijk van die enkele centrale hub, dat tot een knelpunt kan leiden naarmate het aantal berichten explosief toeneemt.
Systeemintegraties beginnen met het in kaart brengen van de te integreren systemen, de technische specificaties en de integratievereisten. Vervolgens wordt een gedetailleerde blauwdruk of architectuur getekend waarin u het integratiemodel beschijft waarin de systemen met elkaar moeten communiceren. Dan volgt de ontwikkeling en een zeer grondige test van het geïntegreerde systeem om zeker te weten dat de systemen naadloos met elkaar samenwerken zonder dat er gegevens verloren gaan tijdens de verzending.
Electronic Data Interchange (EDI) is een gestructureerde vorm van elektronische gegevensuitwisseling tussen verschillende computersystemen. Dit kunnen financiële, logistieke of commerciële gegevens zijn, zoals bestellingen, bestelbevestigingen, pakbonnen en facturen. Bedrijven gebruiken EDI om op een efficiënte manier (recurrente) handel te drijven met partners. De stringente structuur van gegevensuitwisseling voorkomt daarnaast fouten. Er bestaan verschillende typen EDI-berichten, soms zelfs speciaal ontwikkeld voor specifieke sectoren. Naast de traditionele EDI-typen (zoals EDIFACT of X12) worden ook XML- en JSON-berichten gebruikt. De berichten kunnen op verschillende manieren uitgewisseld worden: via VAN’s, VPN’s, standaard protocollen (zoals SFTP en e-mail) en synchrone benadering (zoals HTTPS web services en AS2).
Onze EDI-oplossingen zijn klaar om geïntegreerd te worden met toonaangevende ERP’s op de markt.
Een API (Application Programming Interface) wordt gebruikt om op een geformaliseerde manier gegevens uit te wisselen tussen twee verschillende systemen. API’s die via het internet werken en gebruikmaken van https://-URL’s, worden web-API’s genoemd. Voorbeelden hiervan zijn het Simple Object Access Protocol (SOAP), Remote Procedure Call (RPC) en Representational State Transfer (REST). API’s kunnen een verzoek om gegevens op te vragen (get) ondersteunen of om gegevens te publiceren (post).
Een universeel unieke identificatie (UUID) is een 128-bits nummer dat unieke internetobjecten of -gegevens identificeert. Een UUID wordt meestal aangeduid met 32 hexadecimale cijfers. Deze cijfers zijn ingedeeld in vijf groepen, in ongelijk aantal en meestal gescheiden door koppeltekens: 8-4-4-4-12. Een UUID verschijnt in dat scenario als b2c33cef-6c0b-4a67-bdae-834fbcdaf85c. Maar evengoed verschijnen ze bijvoorbeeld als 52A056625F594A3EAE70C1D76C92E102. Een gegarandeerde unieke identificatie omvat een verwijzing naar het netwerkadres van de UUID-genererende host, een tijdstempel en een willekeurig onderdeel.